Berging van de Ever Given: Bergingsovereenkomst of niet?

De u allen bekende stranding van de "EVER GIVEN" in het Suezkanaal in maart 2021, was de aanleiding voor een recent door de Admiralty Court te Londen beslecht juridisch geschil.  Voor de Admiralty Court stonden de eigenaren van de EVER GIVEN tegenover het Nederlandse bergingsbedrijf SMIT Salvage, dat samen met de Suez Kanaal Autoriteiten instond voor de bergingsoperatie van de EVER GIVEN.

Het geschil tussen de eigenaren van de EVER GIVEN en SMIT betreft de vraag of er tussen hen al dan niet een bindende overeenkomst (onder meer m.b.t. de hoofdvoorwaarden en vergoeding waaraan SMIT zou werken) was gesloten op het ogenblik dat de EVER GIVEN op 29 maart 2021 vlot werd getrokken en haar reis kon verderzetten.

SMIT argumenteerde dat de onderhandelingen omtrent de contractvoorwaarden gedurende de hele bergingsoperatie aansleepten en er 29 maart 2021 nog geen overeenkomst bestond. Het aanslepen van de onderhandelingen, was het gevolg van het feit dat de eigenaren weigerden onder de door SMIT voorgestelde Lloyd’s Open Form (een standaard bergingscontract) te contracteren.  

Bij gebrek aan een overeenkomst, wenste SMIT aanspraak te maken op een gemeenrechtelijke bergingsvergoeding in de zin van het Internationaal Verdrag inzake salvage/hulpverlenging van 1989.

De eigenaren van hun zijde, waren van mening dat er tijdens de onderhandelingen die per e-mail werden gevoerd, reeds een overeenkomst tot stand kwam omtrent de hoofdvoorwaarden en de vergoeding van SMIT. De daaropvolgende verdere onderhandelingen hadden volgens de eigenaren slechts betrekking op ondergeschikte, bijkomende voorwaarden.

Het is daarbij interessant dat de eigenaren ter ondersteuning van hun standpunt erop wezen dat SMIT gedurende de onderhandelingen nooit enig voorbehoud maakte omtrent de totstandkoming van een overeenkomst. Zo argumenteerden de eigenaren dat de e-mails van SMIT nooit de vermelding “onder voorbehoud van getekend contract” of “onder voorbehoud van details” bevatten.

De Admiralty Court volgde de eigenaren niet in hun argumentatie en stelde in vrij algemene bewoordingen dat een ondubbelzinnig aanbod en aanvaarding nodig zijn opdat een overeenkomst tot stand komt. In deze zaak was hiervan geen sprake, aldus de Admiralty Court.

Hoewel de eigenaren ongelijk haalden, toont deze zaak opnieuw aan dat de bewoordingen en voorbehouden die partijen in onderhandelingen hanteren, doorslaggevend kunnen zijn bij het bepalen of partijen zich in de precontractuele dan wel reeds in de contractuele sfeer bevinden.

Vorige
Vorige

België zet nieuwe Europese herstructureringsrichtlijn om in nationale wetgeving

Volgende
Volgende

Het Hof van Cassatie spreekt zich uit over het “supervoorrecht” van de Overheid bij de vereffening van een beperkingsfonds