Opgelet met indexatieclausules: niet (altijd) geldig

Met inflatiecijfers die na jarenlang “kabbelen” momenteel met rasse schreden de hoogte inschieten, duikt een oud thema vandaag terug op: prijsaanpassingen in lopende contracten. Zulke contractclausules zijn bedoeld om de verkoper of dienstverlener te beschermen tegen inflatie.

Naar Belgisch recht zijn prijsherzieningsclausules echter wel onderworpen aan specifieke rechtsregels, die niet toevallig dateren van vroegere tijden met hoge inflatie, namelijk 1976. In tijden van economische crisis werd toen een wet in werking gesteld die beoogde om de effecten van deze crisis aan te pakken en om een economische relance te bewerkstelligen, m.n. de Wet betreffende de economische herstelmaatregelen van 30 maart 1976. In de loop der tijd zijn grote delen van deze wet dan wel komen te vervallen, maar tot op heden is o.m. het hoofdstuk VI over de prijsbepaling (“Industriële en commerciële prijzen- art. 57) wel blijven gelden. Daarnaast speelt ook nog de recent in werking getreden “B2B Wet” (Wet van 4 april 2019) een rol. Art.91/5 B2B Wet bepaalt namelijk: “Worden behoudens bewijs van het tegendeel vermoed onrechtmatig te zijn: bedingen die de onderneming het recht verlenen om zonder geldige reden de prijs van de overeenkomst eenzijdig te wijzigen.”

Onder het Belgisch contracten- en verbintenissenrecht vormt de prijs die voor een goed of dienst betaald wordt, een essentieel onderdeel van elke overeenkomst: zonder akkoord over de prijs, komt er geen overeenkomst tot stand. De prijs die partijen overeenkomen hoeft niet precies bepaald te zijn in de overeenkomst, maar moet wel bepaalbaar zijn. M.a.w. de prijs moet minstens op een later moment precies kunnen worden vastgesteld a.d.h.v. objectieve gegevens.

Dit laat dus ruimte voor zogenaamde prijsherzieningsclausules. Een prijsherzieningsclausule laat de contractpartijen bij een duurcontract toe om de overeengekomen prijs te laten variëren in functie van welbepaalde objectieve parameters, die onafhankelijk zijn van de wil van partijen. In tijden van hoge inflatie, oplopende grondstofprijzen en fluctuerende transportkosten, lijken prijsherzieningsclausules – bij uitstek in lange termijn overeenkomsten – dus een potentieel interessante ‘tool’ te zijn, die toelaat om met deze variabelen rekening te houden.

Als onderdeel van een pakket aan maatregelen om inflatie-aangroei af te remmen, werden in België zulke prijsherzieningsclausules evenwel aan strikte voorwaarden onderworpen.

Enerzijds geldt het algemeen uitgangspunt dat voor de prijsaanpassing de gehanteerde variabelen voldoende voorzien- en bepaalbaar moeten zijn, zodat de prijs kan worden vastgesteld zonder dat er hierover een nieuwe overeenkomst tussen partijen vereist is.

Anderzijds stelt artikel 57 van de wet van 30 maart 1976 betreffende de economische herstelmaatregelen enkele duidelijke voorwaarden aan de rechtsgeldigheid bij het gebruik van prijsherzieningsclausules:

  • Het prijsherzieningsmechanisme mag slechts uitwerking hebben tot een bedrag van maximum 80 % van de eindprijs. Minimaal 20% van de eindprijs dient dus van in den beginne vast te staan;

  • De gehanteerde parameters in functie waarvan de prijs kan worden aangepast, dienen steeds reële kosten te vertegenwoordigen (bv. grondstofprijzen, loonbarema’s of transportkosten);

  • Ieder parameter is alleen toepasselijk op dat gedeelte van de prijs dat beantwoordt aan de kosten die het vertegenwoordigt. Bv. enkel het deeltje van de prijs dat door de transportkosten wordt beïnvloed, mag in functie van deze parameter worden aangepast.

Artikel 57 van de wet van 30 maart 1976 betreffende de economische herstelmaatregelen voorziet verder in een duidelijk verbod: “Elke formule van indexatie van de industriële en/of commerciële prijzen, van de tarieven en de parameters van prijzenfluctuatieformules in functie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, of van enig ander indexcijfer, is verboden.” Anders dan men dus zou verwachten en in de praktijk vaak ziet, kunnen partijen hun eindprijs dus niet zomaar laten variëren in functie van een indexcijfer (bijv. de zgn. ‘Gezondheidsindex’) of van een algemene parameter zoals de economische in- of deflatie. Er zijn hier wel verschillende wettelijk geregelde uitzonderingen. Met name voor huurprijzen, wedden en lonen, sociale bijdragen of uitkeringen wordt zulke indexatie dan weer wél uitdrukkelijk toegelaten. Het artikel 57 van de wet van 30 maart 1976 betreffende de economische herstelmaatregelen wordt geacht de openbare orde te raken. Dit betekent dat een prijsherzieningsclausule die strijdig is met bovengenoemde principes dus nietig is en geen enkel gevolg teweegbrengt.

Het artikel 57 van de wet van 30 maart 1976 is enkel van toepassing op ‘Belgische overeenkomsten’, d.w.z. overeenkomsten waarin geen grensoverschrijdend element aanwezig is. Is er dan toch een buitenlands element in het spel, dan geldt de regeling van artikel 57 in principe niet, tenzij de prestaties in België worden uitgevoerd én de overeenkomst werd gesloten door personen die in België verblijven. In de overeenkomst met een buitenlandse klant zou de Belgische dienstenleverancier dus geen bescherming van artikel 57 genieten. Zijn positie is hierdoor dus merkwaardig genoeg potentieel nadeliger dan deze van de Belgische verdeler die met een Belgische leverancier samenwerkt.

Art. VI.91/5, 1° WER (de B2B Wet) voorziet eveneens in een reeks van zgn. ‘verboden bedingen’ in B2B-contracten. Worden aldus vermoed ‘onrechtmatig’ te zijn, bedingen die ertoe strekken de onderneming het recht te verlenen om zonder geldige reden de prijs, de kenmerken of de voorwaarden van de overeenkomst eenzijdig te wijzigen (art. VI.91/5, 1° WER). Een beding dat een eenzijdige wijziging van de prijs, kenmerken of voorwaarden toelaat, wordt dus niet automatisch vermoed onrechtmatig te zijn als vaststaat dat de wijziging op een ‘geldige reden’ berust. Met een ‘geldige reden’ voor een eenzijdige wijziging lijkt in elk geval te worden bedoeld dat een louter willekeurige of discretionaire eenzijdige wijziging niet zomaar door de beugel kan. Er moet voor de eenzijdige wijziging dus een zekere objectieve verantwoording bestaan. (Parl.St. Kamer 2018-19, nr. 54-1451/3, 41) Een eenzijdige wijziging van de prijs kan bijvoorbeeld objectief verantwoord zijn door wijzigingen in de prijzen van grondstoffen of van diensten van toeleveranciers of door wijzigingen van het wetgevend kader zoals bijvoorbeeld een wijziging van een opgelegde taks of heffing op energie. (Parl.St. Kamer 2018-19, nr. 54-1451/3, 41).

Conclusie:

In tijden van stijgende inflatie worden prijsherzieningsclausules in langlopende contracten met Belgische contractanten en/of met prestaties op het Belgische grondgebied, best onderzocht op hun overeenstemming met de dwingende Belgische wetgeving die hiervoor geldt. Eenvoudige verwijzingen naar indexatieformules zullen vaak deze toetsing aan de wet niet doorstaan en zulke contractbedingen dienen best aangepast. Quadrant Advocaten staat U hier graag in bij.

Vorige
Vorige

Vanaf 1 juni 2022 geldt er een betere en ruimere bescherming van de consument

Volgende
Volgende

Quadrant Advocaten wordt 3 maand na opstart al gewaardeerd als ‘firm to watch’ in Legal500