Cassatie bevestigt: (ook) bestuurders van kleine vennootschappen kunnen aansprakelijk worden gesteld voor kennelijk grove fouten indien de boekhouding niet correct werd gevoerd.
Per arrest van 1 juni 2023 oordeelde het Hof van Cassatie dat een bestuurder van een failliete vennootschap, waarvan de boekhouding niet correct is gevoerd (bijvoorbeeld omdat de laatste jaarrekening voor faillissement niet tijdig werd goedgekeurd en gepubliceerd), zich niet kan beroepen op de uitzondering van de “kleine vennootschap” (artikel XX 225, §2 WER) om zijn aansprakelijkheid voor kennelijk grove fouten die hebben bijgedragen aan het faillissement te ontlopen.
Sinds de invoering van boek XX WER (hoofdstuk insolventie) kunnen schuldeisers bij stilzitten van de curator op eigen initiatief een aansprakelijkheidsvordering jegens de bestuurders instellen wanneer deze kennelijk grove fouten hebben begaan die hebben bijgedragen tot het faillissement van de failliete onderneming, dan kan de bestuurder aansprakelijk worden gesteld voor de schulden van de failliete onderneming.
Tot voor kort werd algemeen aangenomen dat zulke vordering enkel kon worden ingesteld indien de failliete onderneming over de drie boekjaren voorafgaand aan het faillissement, een gemiddelde omzet van minder dan 620.000 euro exclusief BTW heeft verwezenlijkt, en wanneer het balanstotaal bij het einde van het laatste boekjaar niet hoger was dan 370.000 euro, zoals bepaald in de wet.
Met haar arrest van 1 juni 2023 bracht het Hof van Cassatie een belangrijke nuance aan.
Het Hof oordeelde namelijk dat een bestuurder zich enkel op deze uitzondering kan beroepen ingeval van een correcte naleving van de boekhoudkundige formaliteiten. Het is immers de bestuurder die moet bewijzen dat de omzet onder de wettelijke drempel is gebleven en dit bewijs kan hij volgens het Hof van Cassatie slechts leveren indien hij een correcte boekhouding heeft gevoerd en de jaarrekeningen tijdig werden goedgekeurd en gepubliceerd.
De zaak handelde over een vennootschap die failliet was verklaard en op datum van faillissement nog haar laatste boekhouding niet tijdig had goedgekeurd, neergelegd of laten publiceren. Het verwijzende Hof van Beroep had geoordeeld dat de bestuurder zich niet kon beroepen op de uitzondering voor kleine ondernemingen omdat de niet correct was gevoerd. De balans die na het faillissement was opgesteld, kon niet dienen als bewijs van een kleine onderneming.
Het besproken arrest benadrukt de plicht van bestuurders van een vennootschap om strikte controle te houden op de compliance van de vennootschap en de aansprakelijkheid van bestuurders indien de boekhouding niet op correcte wijzen wordt gevoerd.
U vindt een kopie van het arrest (Franstalig) via volgende link.